Aansprakelijkheid bestuurder incassobureau wegens niet betalen geïncasseerde vorderingen

Een incassobureau had diverse vorderingen van een opdrachtgever geïncasseerd maar vervolgens niet afgedragen. Blijft de opdrachtgever achter met lege handen of is het mogelijk voor hem om zijn vordering te verhalen op de bestuurder van het incassobureau wegens bestuurdersaansprakelijkheid? Over die vraag heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich uitgelaten in zijn arrest van 9 juli 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:5636).

Feiten

De partijen in deze zaak waren 1) een onderneming die actief is in de auto-industrie (de Opdrachtgever) en 2) een onderneming die actief is als incassobureau (het Incassobureau).

Het Incassobureau heeft in opdracht van de Opdrachtgever gedurende een periode van zes jaar vorderingen van de Opdrachtgever op derden geïncasseerd. In maart 2017 zegt de Opdrachtgever de overeenkomst met het Incassobureau op en zij verzoekt om overdracht van de lopende dossiers en betaling van de door het Incassobureau geïncasseerde bedragen. Wat bleek? Het Incassobureau heeft nagelaten om € 42.435,34 aan hoofdsommen (de vorderingen exclusief buitengerechtelijke incassokosten) af te dragen aan de Opdrachtgever. Bovendien blijkt het Incassobureau andere schuldeisers te hebben betaald met de aan de Opdrachtgever verschuldigde bedragen.

De Opdrachtgever laat het hier niet bij zitten en laat conservatoir beslag leggen bij het Incassobureau. Vervolgens maakt de Opdrachtgever het geschil aanhangig bij de rechtbank.

Eerste aanleg

De Opdrachtgever heeft bij de rechtbank een vordering ingesteld tegen het Incassobureau tot betaling van het niet-afgedragen bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.

Voornoemde vordering is ook ingesteld tegen de bestuurder van het Incassobureau (de Bestuurder). De Opdrachtgever legt aan deze vordering ten grondslag dat de Bestuurder ten onrechte de indruk heeft gewekt dat het Incassobureau voor de te incasseren gelden over een derdenrekening beschikte. Een derdenrekening (of derdengeldenrekening of kwaliteitsrekening) is een aparte bankrekening die door notarissen, gerechtsdeurwaarders en advocaten (via een stichting) gebruikt wordt voor betalingen van en aan meerdere derden. Met een derdenrekening is de begunstigde ervan verzekerd dat het bedrag hem ten goede zal komen, omdat het saldo op deze rekening is afgescheiden van het vermogen van degene die de rekening beheert. Volgens de Opdrachtgever had de Bestuurder tevens moeten voorkomen dat de door het Incassobureau geïncasseerde gelden voor andere doeleinden werden besteed.

De rechtbank heeft de vordering van de Opdrachtgever ten aanzien van het Incassobureau toegewezen. De tegen de Bestuurder ingestelde vordering werd echter afgewezen.

De Opdrachtgever kon zich met deze uitspraak niet verenigen en ging dus in hoger beroep.

Hoger beroep

Het hoger beroep staat in het teken van de vraag of de Bestuurder persoonlijk aansprakelijk is voor de schade zijdens de Opdrachtgever. Ter beantwoording van deze vraag zoekt het Hof aansluiting bij het in de jurisprudentie ontwikkelde toetsingskader. Het Hof zegt daarover het volgende:

“Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (…)”

Externe bestuurdersaansprakelijkheid?

Het hoger beroep draait dus om twee vragen. De eerste vraag is of de Bestuurder überhaupt onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Opdrachtgever. De tweede vraag is of sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt zijdens de Bestuurder. De reden dat sprake moet zijn van een persoonlijk ernstig verwijt is erin gelegen dat er altijd risico’s verbonden zijn aan ondernemen. Derhalve moet worden voorkomen dat bestuurders te snel aansprakelijk gesteld kunnen worden en dat bestuurders zich om die reden bij het vervullen van de bestuurstaak zullen laten leiden door defensieve overwegingen.

Onrechtmatig handelen

Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen van de Bestuurder toetst het Hof aan het arrest Ontvanger/Roelofsen dat de Hoge Raad op 8 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ0758) heeft gewezen. In dat arrest heeft de Hoge Raad twee soorten van onrechtmatig handelen door bestuurders uiteengezet, die een grond kunnen opleveren voor externe bestuurdersaansprakelijkheid.

De eerste categorie is de zogeheten Beklamel-norm. Op grond van deze norm kan een bestuurder persoonlijk aansprakelijk worden gesteld als de bestuurder van de vennootschap bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden.

De tweede categorie ziet op gevallen dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Deze categorie ziet dus op verhaalsfrustratie, vaak als gevolg van selectieve (wan)betaling.

Het oordeel

Het Hof overweegt ten aanzien van het onrechtmatig handelen van de Bestuurder dat het ertoe heeft geleid dat het Incassobureau de door haar voor de Opdrachtgever geïncasseerde bedragen niet afdroeg aan de Opdrachtgever. Zij wendde de geïncasseerde bedragen aan voor haar eigen bedrijfsvoering. Dit terwijl het Incassobureau in financieel zwaar weer verkeerde. Bovendien was de Opdrachtgever door de Bestuurder in de veronderstelling gebracht dat het Incassobureau over een derdengeldenrekening beschikte. Volgens het Hof is daarom sprake van selectieve (wan)betaling.

De volgende vraag is of de Bestuurder ter zake van het onrechtmatig handelen een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Volgens de Bestuurder is dat niet het geval, omdat de Bestuurder met zijn handelen het belang van de vennootschap voor ogen stond. De Bestuurder voert hiervoor aan dat hij er bewust voor gekozen heeft om het Incassobureau die gelden niet te laten afdragen maar te doen aanwenden voor haar eigen bedrijfsvoering om aldus te voldoen aan verplichtingen jegens andere schuldeisers, zoals personeelsleden, tekorten in de bedrijfsvoering aan te zuiveren en om de onderneming van IDC zo levensvatbaar te houden. De Bestuurder stelt tevens dat het een bestuurder van een rechtspersoon in beginsel vrij staat om te kiezen welke schuldeiser van gelijke rangorde eerst wordt betaald en welke later en dat het belang van de onderneming mee kan brengen dat eerst die schuldeisers worden betaald die nodig zijn om het voortbestaan van de vennootschap te waarborgen.

Hoewel het Hof de laatste stelling van de Bestuurder onderschrijft, mag dat de Bestuurder niet baten: volgens het Hof kan de Bestuurder wel degelijk een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt. Hiervoor zijn twee omstandigheden met name van belang.

Ten eerste waren de door het Incassobureau aan de Opdrachtgever verschuldigde bedragen ervoor bestemd waren om aan de Opdrachtgever te worden betaald. Het stond het Incassobureau daarom niet vrij om aan deze bedragen een andere bestemming te geven.

Ten tweede heeft de Bestuurder namens het Incassobureau bij de Opdrachtgever het vertrouwen gewekt dat de ten behoeve van haar geïncasseerde gelden waren afgezonderd van het vermogen van het Incassobureau. Het Incassobureau had namelijk een derdenrekening vermeld op haar briefpapier, terwijl het Incassobureau helemaal niet beschikte over een derdenrekening of soortgelijke constructie. De Bestuurder wist dat, maar heeft de Opdrachtgever desalniettemin in de waan gelaten dat het Incassobureau over een derdenrekening beschikte.

De slotsom is dat de Bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt te maken is van de benadeling van de Opdrachtgever die een gevolg is van het niet nakomen van de contractuele verplichtingen van het Incassobureau jegens de Opdrachtgever. De Bestuurder is dus aansprakelijk om de door de Opdrachtgever geleden schade te voldoen.

Bestuurders, opgepast!

De uitspraak van het Hof is vanuit een juridisch oogpunt niet verwonderlijk. Het arrest sluit naadloos aan op de door de Hoge Raad uitgezette lijn ter zake van het leerstuk van de externe bestuurdersaansprakelijkheid. Voor de bestuurder in kwestie is dat een bittere pil en ook andere bestuurders doen er goed aan om lering te trekken uit dit arrest. Het komt namelijk dikwijls voor dat bestuurders van noodlijdende vennootschappen zich genoodzaakt zien om het ene gat te dichten met het andere gat. Voor die bestuurders is het van belang om de gevolgen van hun handelen te overzien, aangezien zij riskeren om persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden. In die procedures zal hun handelen bovendien tot in de fijnste details langs de meetlat worden gelegd. Derhalve is het voor bestuurders van belang dat zij hun handelen te allen tijde kunnen rechtvaardigen.

Wij helpen u graag

Voor AVC Advocaten is het leerstuk van de (externe) bestuurdersaansprakelijkheid bekend terrein. Wilt u zich als bestuurder laten adviseren omtrent de risico’s van uw beleid of bent u aansprakelijk gesteld door (een relatie van) de vennootschap? Dan helpen wij u graag. Ook treden wij op voor partijen die overwegen om een bestuurder van een vennootschap aan te spreken. Neem contact met ons op.