Ziekte en arbeidsongeschiktheid

Ziekte en arbeidsongeschiktheid

In beginsel heeft een werknemer geen recht op loon voor de periode dat hij geen arbeid heeft verricht, aldus artikel 7:627 van het Burgerlijk Wetboek. Indien de werknemer de overeengekomen arbeid niet heeft verricht in verband met ongeschiktheid als gevolg van ziekte, zwangerschap of bevalling behoudt hij 104 weken recht op ten minste 70% van zijn loon, waarbij de eerste 52 weken ten minste het recht op het minimum loon geldt. Dit wordt ook wel de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte genoemd. Gedurende de periode dat een zwangere werkneemster met zwangerschaps- en bevallingsverlof is, heeft zij geen recht op loondoorbetaling maar ontvangt zij een uitkering.

Het recht op loon gedurende ziekte vervalt indien de ziekte is veroorzaakt door opzet van de werknemer of het gevolg is van het geven van onjuiste of onvolledige informatie tijdens een aanstellingskeuring. Daarnaast heeft de werknemer geen recht op loon indien de werknemer zijn genezingsproces vertraagt of zijn situatie zelfs verergert. De werkgever kan gedurende de ziekte van de werknemer, de werknemer opdragen (tijdelijk) passend arbeid te verrichten. Weigert een werknemer deze werkzaamheden te verrichten, dan vervalt zijn recht op loondoorbetaling. Een werknemer heeft daarnaast geen recht op doorbetaling van zijn loon indien hij weigert mee te werken aan redelijke voorschriften of maatregelen van de werkgever of een deskundige om hem passende arbeid te laten verrichten. Ook verliest de werknemer het recht op loondoorbetaling indien hij niet meewerkt aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak om te re-integreren bij de werkgever. Tot slot verliest de werknemer het recht op loon indien hij zonder deugdelijke grond niet tijdig een aanvraag voor een WIA-uitkering indient bij het UWV. Deze aanvraag dient elf weken voor afloop van de 104 weken-termijn te zijn ingediend.

Re-integratie verplichting

Naast de loondoorbetalingsverplichting rust op de werkgever op grond van artikel 7:658a van het Burgerlijk Wetboek ook de verplichting om de zieke werknemer te laten re-integreren. Deze verplichting houdt kortgezegd in dat de werkgever de werknemer in de gelegenheid stelt werkzaamheden te verrichten binnen het bedrijf van de werkgever die de werknemer ondanks ziekte wel nog kan verrichten. Zijn er binnen het bedrijf van de werkgever geen mogelijkheden, dan kan de werknemer mogelijk worden ingezet bij een andere werkgever. Een werkgever moet ook maatregelen treffen en voorschriften geven aan bijvoorbeeld collega’s van de zieke werknemer die redelijkerwijs nodig zijn zodat de zieke werknemer de passende arbeid kan uitvoeren.

Ook de werknemer is tijdens de re-integratie gehouden aan een aantal verplichtingen. Zo dient de werknemer er alles aan te doen om zijn herstel te bevorderen en dient hij zich te houden aan de gemaakte afspraken in het plan van aanpak dat ziet op de re-integratie. De werknemer is bovendien verplicht passende arbeid te aanvaarden en eventueel een opleiding te volgen indien dit in het belang is van de re-integratie. De werknemer dient zich derhalve actief in te spannen om weer aan het werk te gaan.

Als de werknemer na het tijdvak van 104 weken dat de loondoorbetalingsverplichting duurt nog steeds niet in staat is om terug te keren in zijn eigen functie dan wel in passende werkzaamheden, dan kan hij in aanmerking komen voor een WIA-uitkering. Een WIA-uitkering kan echter worden geweigerd indien de werkgever en/of de werknemer zich te weinig hebben ingespannen voor de re-integratie. Wanneer de werkgever te weinig heeft gedaan, kan dit resulteren in een verplichting voor de werkgever om nog één jaar extra het loon door te betalen. Deze verplichting wordt ook wel een loonsanctie genoemd. Is het aan de werknemer te wijten dat de terugkeer naar werk niet mogelijk is, dan kan dit leiden tot gehele of gedeeltelijke weigering van de WIA-uitkering.

Opzegverbod tijdens ziekte

Op grond van artikel 7:669 van het Burgerlijk Wetboek kan de werkgever de arbeidsovereenkomst met een werknemer opzeggen indien daar een redelijke grond voor is. Gedurende de tijd dat een werknemer ongeschikt is zijn arbeid te verrichten wegens ziekte, kan de arbeidsovereenkomst niet door de werkgever worden opgezegd, zoals blijkt uit artikel 7:670 van het Burgerlijk Wetboek. Het opzegverbod bij ziekte geldt niet indien de werknemer langer dan twee jaar ziek is, of wanneer de ziekte is aangevangen nadat de werkgever het UWV om toestemming heeft verzocht de arbeidsovereenkomst op te mogen zeggen.

Hebt u een geschil met uw werkgever of werknemer omtrent ziekte en/of arbeidsongeschiktheid? Neem contact met ons op, wij adviseren u graag.