Geen ontslag na toezegging nieuwe functie

Vlak voor de einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd krijgt een medewerkster van haar werkgeefster het aanbod om een nieuwe functie binnen het bedrijf te vervullen. Een maand nadat de medewerkster de functie heeft geaccepteerd, ontvangt zij zoals gebruikelijk haar salaris. Volgens de werkgeefster was de betaling echter geen normale salarisbetaling, maar een eindafrekening wegens het einde van de arbeidsovereenkomst. De werkgeefster stelt dan ook dat de arbeidsovereenkomst niet is verlengd. Is het ontslag van de medewerkster terecht of is de arbeidsovereenkomst verlengd? De rechtbank Amsterdam heeft deze vraag op 19 augustus 2016 beantwoord (ECLI:NL:RBAMS:2016:5281).

Wat vooraf ging aan het ontslag

De medewerkster is in dienst bij haar werkgeefster als oproepkracht voor bepaalde tijd. Voordat de arbeidsovereenkomst verlengd diende te worden, heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de medewerkster en de werkgeefster. Haar is gevraagd of zij de functie van assistent-manager wilde gaan vervullen. De medewerkster heeft met dit verzoek ingestemd en heeft de nieuwe functieomschrijving voor akkoord getekend. Tevens krijgt zij van de werkgeefster het rooster voor de periode na afloop van de arbeidsovereenkomst toegezonden. Ook na de einddatum van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst is de medewerkster op de gebruikelijke dagen en uren ingeroosterd.

Enkele dagen later wordt de medewerkster slachtoffer van huiselijk geweld. De oom van de medewerkster heeft een dag later de werkgeefster op de hoogte gebracht van het incident en de medewerkster ziek gemeld. De werkgeefster laat weten met de medewerkster mee te leven en nodigt haar uit voor een gesprek. Twee weken later vindt dit gesprek plaats.

Tijdens haar afwezigheid heeft de medewerkster op de gebruikelijke wijze haar salaris ontvangen. Volgens de werkgeefster was de laatste betaling echter een eindafrekening. Op de loonstrook van de werkneemster staat vermeld dat met de afrekening ook een ‘severance pay’ (ontslagvergoeding) is uitbetaald. Deze vergoeding bestond uit een schadevergoeding van één maand loon wegens het niet aanzeggen dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. De werkgeefster heeft de medewerkster vervolgens met terugwerkende kracht ziek uit dienst gemeld bij het UWV.

Vordering van de medewerkster

In de procedure bij de rechter vordert de medewerkster dat zij zal worden toegelaten tot haar werk en loondoorbetaling op basis van 38 uur per week. Hierbij stelt zij zich op het standpunt dat haar arbeidsovereenkomst is voortgezet. Dit zou blijken uit het rooster dat zij heeft ontvangen, de salarisbetalingen en het achterwege blijven van een aanzegging dat de overeenkomst niet zou worden voortgezet (zoals noodzakelijk op grond van artikel 7:668 van het Burgerlijk Wetboek). Voorts stelt de medewerkster dat zij zich na het geweldsincident heeft ziekgemeld bij de werkgeefster. De medewerkster betwist dat zij zou hebben ingestemd met de door de werkgeefster gedane ziek-uit-dienst melding bij het UWV.

Verweer werkgeefster

De werkgeefster voert als verweer dat met de medewerkster enkel de mogelijkheid is besproken dat zij in aanmerking zou kunnen komen voor de nieuwe functie. Van een aanbod zou geen sprake zijn geweest, omdat de medewerkster niet meer op haar werk is verschenen na het geweldsincident. Bovendien zou de medewerkster niet in aanmerking komen voor deze promotie omdat gedurende het dienstverband al drie keer loonbeslag was gelegd en dit veel administratieve werkzaamheden voor de werkgeefster met zich meebracht en omdat zij geen 38 uur per week wilde werken.

Tot slot heeft de werkgeefster aangevoerd dat, indien al sprake was van een aanbod, de arbeidsovereenkomst niet voor onbepaalde tijd zou zijn verlengd. Zij zou in dat geval met de medewerkster een proefperiode van zes maanden hebben afgesproken of een laatste verlenging van de overeenkomst met zes maanden in de oude functie.

Over het feit dat de werkgeefster geen aanzegging heeft gedaan van het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:668 BW, verklaart zij de keuze te hebben gemaakt om de schadevergoeding van één maand loon aan de niet aangezegde werknemers te betalen, omdat haar ervaring leert dat werknemers zich ziekmelden nadat is aangezegd dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zal worden.

Bovendien stelt de werkgeefster zich op het standpunt dat de medewerkster zich niet ziek heeft gemeld en dat op verzoek van de medewerkster zij alsnog met terugwerkende kracht ziek uit dienst is gemeld bij het UWV.

Beoordeling rechter

De rechter beantwoordt allereerst de vraag of de medewerkster op grond van gedragingen van de werkgeefster heeft mogen aannemen dat de arbeidsovereenkomst zou worden verlengd. De rechter overweegt dat de medewerkster met de ondertekende functieomschrijving en het aan haar verzonden rooster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij met haar leidinggevende heeft besproken dat zij ook na het einde van de tijdelijke arbeidsovereenkomst in dienst zou blijven, zij het in een nieuwe functie. Bovendien heeft de medewerkster aan mogen nemen dat haar leidinggevende bevoegd was om bindende afspraken te maken over de voortzetting van de overeenkomst. Er zijn daarnaast geen andere schriftelijke of mondelinge mededelingen gedaan waar uit zou blijken dat de overeenkomst niet zou worden voortgezet. Uit de combinatie van het uitblijven van een schriftelijke aanzegging dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden, de ondertekening van de functieomschrijving en de inroostering, heeft de werkneemster mogen afleiden dat de arbeidsovereenkomst zou worden verlengd. Voor de stelling dat de medewerkster ziek uit dienst zou zijn getreden, is onvoldoende bewijs geleverd door de werkgeefster. Dit verweer van de werkgeefster slaagt dan ook niet.

Bovendien heeft de medewerkster voldoende aannemelijk gemaakt dat de overeenkomst ook feitelijk is voortgezet. In geschil is nog wel de vraag of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is voortgezet. De rechter overweegt dat de medewerkster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake zou zijn van een verlenging van de overeenkomst voor onbepaalde tijd. Tijdens de zitting is vast komen te staan dat aan de promotie van de medewerkster een proefperiode zou worden verbonden. De werkgeefster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat deze periode zes maanden zou bedragen om te voorkomen dat een dienstverband voor onbepaalde tijd zou ontstaan. De rechter neemt om deze rede aan dat de overeenkomst voor zes maanden zou worden verlengd.

Uit het bovenstaande volgt dat de verweren van de werkgeefster grotendeels falen. De werkgeefster wordt dan ook door de rechter veroordeeld om de medewerkster toe te laten haar werkzaamheden uit te voeren en tot doorbetaling van het loon van de medewerkster over de proefperiode van zes maanden.

Slotsom

In onderhavige zaak wordt de werkgeefster in bijna al haar standpunten in het ongelijk gesteld. Het nieuwe beleid van de werkgeefster om geen schriftelijke aanzeggingen te sturen indien de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd in combinatie met andere feitelijke omstandigheden, komt haar in deze procedure duur te staan. De uitspraak toont aan dat de schriftelijke aanzegging van artikel 7:668 BW voor werkgevers niet alleen van belang is om te voorkomen dat zij een schadevergoeding dienen te betalen van één maand loon, maar ook om te voorkomen dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet tegen hun wil in.

AVC Advocaten, Ilse Roseboom.
Meer weten over de aanzeggingsverplichting van artikel 7:668 BW? Neem gerust contact op.