Een oudere, invalide vrouw is in haar elektrische rolstoel op het zebrapad aangereden en een dag later overleden. De bestuurster had 54 jaar rijervaring en nooit eerder en ongeluk gehad. Ze had de mevrouw in de rolstoel, aldus haar verklaring, over het hoofd gezien. De rechter was van mening dat er geen sprake was van opzet, maar van ‘een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid’. De bestuurster had beter op moeten letten. De bestuurster wordt bestraft met een geldboete van € 750,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden.
In 2012 is in Scheveningen een 13-jarige jongen doodgereden. De bestuurder heeft een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een rijverbod van 4 jaar gekregen. Wat deze zaak extra schrijnend maakte, is dat de dader na de aanrijding was doorgereden. Dergelijke verkeersongevallen lezen we helaas maar al te vaak. En telkens is de verontwaardiging over de te “lage” straf groot. Hoe zit dat nu?
Het OM hanteert richtlijnen bij het bepalen van de strafeis die wordt voorgelegd aan de rechter. In het geval met de invalide vrouw schreef de richtlijn een strafeis voor van twee maanden gevangenisstraf. Op de zitting heeft de officier een geldboete van € 1.000,-, een voorwaardelijke werkstraf van tachtig uur en een voorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De reden dat de officier van de richtlijn was afgeweken, was dat de bestuurster de zorg voor haar dementerende echtgenoot heeft. Als de rechter een gevangenis- of werkstraf opgelegd zou hebben, zou dit een groot probleem opleveren. Met zulke omstandigheden wordt rekening gehouden bij het formuleren van de strafeis. Dergelijke omstandigheden lezen we vaak niet terug in de krant.
Als iemand een ander opzettelijk doodt (een opzetmisdrijf), zijn de straffen veel hoger. In beginsel gaat niemand de weg op om iemand anders dood te rijden maar het weggedrag zelf kan dat met een hoge mate van waarschijnlijkheid natuurlijk wel met zich meebrengen. Dat noemen we een schuldmisdrijf.
Door het ontbreken van het bewijs van opzet, zelfs bij roekeloos rijgedrag, zijn de straffen aanmerkelijk lager dan bijvoorbeeld bij moord en doodslag waarin sprake is van voorbedachte rade of opzet. In ernstige gevallen van verwijtbare onvoorzichtigheid wordt de bestuurder vervolgd op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (Wvw) Als sprake is van roekeloos rijgedrag gelden hogere straffen. En als dan ook nog sprake is van kleven of rijden onder invloed worden de straffen verder verhoogd. Ook kan iemand worden gestraft op grond van de Wvw én het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld bij het doorrijden na een ongeval).
Samengevat, als er geen (bewijsbare) sprake van opzet is, zijn de straffen lager maar ze kunnen, óók op grond van de Wvw, heel hoog zijn als sprake is van roekeloos rijgedrag, afhankelijk van de mate van schuld van de dader. Het blijft daarmee nog steeds een schuldmisdrijf en geen opzetmisdrijf. Deze juridische nuance zal het onbevredigende gevoel dat blijft na weer een schokkend ongeval met een “lage” straf niet wegnemen, maar verklaart wel de totstandkoming van de straf.
De Kanaalgraver, april 2015, Jaap Drijftholt.
Meer weten? Neem gerust contact op.