Europese vorderingen
Europese vorderingen
Naast het feit dat Nederlandse debiteuren het nalaten om hun schulden te voldoen, komt het ook regelmatig voor dat buitenlandse debiteuren niet betalen. Het verhalen van vorderingen op buitenlandse debiteuren is vaak tijdrovend werk. Debiteuren zijn slecht bereikbaar of denken vaak dat een buitenlandse schuldeiser geen juridische stappen zal ondernemen. Daarnaast is het maar de vraag welke (juridische) stappen verder kunnen worden ondernomen na het versturen van enkele sommaties.
Naast het inschakelen van een jurist of een buitenlandse handelsagent om uw vordering voldaan te krijgen, zijn er twee Europese civiele procedures waarvoor u niet hoeft uit te wijken naar het buitenland. Deze procedures, de Europese betalingsbevelprocedure (hierna: EBB-procedure) en de Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: EPGV), zijn bedoeld voor het vereenvoudigen en bespoedigen van de grensoverschrijdende erkenning en handhaving van de rechten van schuldeisers in de Europese Unie.
Europese procedure voor geringe vorderingen (EPGV)
De EPGV is er voor schuldeisers met een vordering van maximaal € 2.000,-. De maximale hoogte van de vordering zal per 14 juli 2017 verhoogd worden naar € 5.000,-.
Vorderingen boven het maximale bedrag zijn uitgesloten van deze procedure. De hoogte van de vordering wordt berekend exclusief de over de hoofdsom gevorderde rente en eventuele andere bijkomende kosten. De EPGV is er echter niet alleen voor geldvorderingen. Het kan ook gaan om een prestatie die geleverd of nagelaten moet worden, mits de tegenwaarde niet hoger is dan het maximum van € 2.000,-, bijvoorbeeld de levering van een computer van € 950,-.
De procedure is niet van toepassing op arbeidsrecht zaken. Ook huurzaken zijn uitgesloten, tenzij het slechts een geldvordering betreft.
De EPGV is een procedure die met name bruikbaar is bij geldvorderingen in eenvoudige civiele en handelszaken en consumentenzaken. Doormiddel van een vorderingsformulier onder begeleiding van bewijsstukken kan de schuldeiser zijn vordering indienen bij het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van de zaak. Welk gerecht dit is, zal worden bepaald aan de hand van de regels van het internationaal privaatrecht. De enige drempel die de schuldeiser kan ondervinden is het feit dat het vorderingsformulier ingevuld dient te worden in de taal van het gerecht.
Wanneer de rechter het verzoek ontvankelijk acht, wordt een formulier met alle ingediende stukken gezonden naar de schuldenaar. De schuldenaar kan dan binnen dertig dagen verweer voeren. Het verweer van de schuldenaar wordt door de rechter doorgezonden naar de schuldeiser.
Indien de rechter het verzoek van de schuldeiser niet-ontvankelijk acht, krijgt de schuldeiser de mogelijkheid om de vordering te corrigeren, dan wel de vordering in te trekken. Als de eisende partij kiest voor het corrigeren van de vordering en de rechter het verzoek vervolgens wel ontvankelijk acht, gaat de procedure op de normale wijze verder.
De rechter beslist uiteindelijk op basis van de ingediende formulieren en overgelegde stukken. Als de schuldenaar geen verweer heeft gevoerd binnen de daarvoor gestelde termijn, zal de rechter zonder kennisneming van verweer beslissen op het verzoek van de schuldeiser.
De procedure vindt voornamelijk schriftelijk plaats. Een mondelinge behandeling van de zaak zal alleen worden gehouden indien de rechter dit nodig acht voor een beslissing over eventuele feitelijke geschilpunten die hij niet op een andere wijze kan oplossen.
De Europese wetgever heeft aan de lidstaten overgelaten om te bepalen of er rechtsmiddelen openstaan tegen de beslissing van de rechter. Zo bepaalt de Nederlandse uitvoeringswet bijvoorbeeld dat hoger beroep is uitgesloten. De beslissing van de rechter is desondanks wel altijd direct uitvoerbaar bij voorraad. Rechtsmiddelen zullen dus nooit aan de tenuitvoerlegging van de beslissing in de weg staan.
Daarnaast verkrijgt de schuldeiser door middel van een positieve beslissing van de rechter in de EPGV een executoriale titel. Deze kan dan in alle lidstaten ten uitvoer worden gelegd.
Europees betalingsbevelprocedure (EBB)
Naast de EPGV is er ook nog de EBB-procedure. Deze procedure kan zowel worden gestart voor vorderingen tot € 2.000,-, maar ook voor alle vorderingen van een hogere waarde. De EBB-procedure kan alleen worden gebruikt voor geldelijke vorderingen. De procedure kan dan ook in tegenstelling tot de EPGV niet worden gestart voor niet-geldelijke vorderingen.
Net als de EPGV is de EBB-procedure voornamelijk schriftelijk. De procedure vangt wederom aan door middel van het indienen van een vorderingsformulier door de schuldeiser bij het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van de zaak. Ook in dit geval wordt het bevoegde gerecht bepaald aan de hand van de regels van het internationale privaatrecht en zal het formulier ingevuld moeten worden in de taal van het gerecht.
Na ontvangst van het vorderingsformulier toetst de rechter of deze aan de vereisten voldoet. Als dit niet het geval is, vraagt de rechter de eiser om het vorderingsformulier aan te vullen of te corrigeren. Als na wijziging van het vorderingsformulier deze nog steeds niet aan de vereisten voldoet, zal de rechter een wijziging voorstellen aan de schuldeiser. Wanneer de schuldeiser het voorstel aanvaardt, vaardigt het gerecht een Europees betalingsbevel (hierna: EBB) uit op basis van het gewijzigde vorderingsformulier. Indien de eiser niet reageert op het voorstel van de rechter of het voorstel afwijst, wordt het verzoek om een EBB in zijn geheel afgewezen. Tegen de afwijzing van het verzoek kan de schuldeiser niet in (hoger) beroep. Het is voor de schuldeiser wel mogelijk om de procedure opnieuw te starten en een nieuw vorderingsformulier in te dienen.
Zodra het verzoek door de schuldeiser is ingediend en, zo nodig, gewijzigd of gecorrigeerd en de schuldeiser heeft de verschuldigde gerechtskosten voldaan, zal de rechter het EBB zo spoedig mogelijk uitvaardigen. Daarmee is de kous nog niet af, want het EEB is na uitvaardiging nog niet uitvoerbaar.
In het uitgevaardigde EBB wordt aan de verweerder medegedeeld dat hij twee mogelijkheden heeft. Hetzij de vordering van de schuldeiser betalen, hetzij bij het gerecht verweer aantekenen. De schuldenaar kan binnen dertig dagen verweer aantekenen door middel van het daarvoor bestemde verweerformulier. De schuldenaar hoeft zijn verweer niet te motiveren.
Indien de schuldenaar een ontvankelijk verweerschrift indient, gaat de procedure verder via de nationale regels van het procesrecht, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht in dat geval de procedure te staken. Indien de verweerder niet in verweer komt tegen het uitgevaardigde EEB, wordt het bevel uitvoerbaar verklaard. Het EEB kan vanaf dat moment in alle lidstaten ten uitvoer worden gelegd.
Doordat beide Europese procedures door middel van standaardformulieren kunnen worden gevoerd, lijkt het gemakkelijk om deze procedures zelf uit te voeren als schuldeiser. Desondanks is het, gelet op de complexiteit van sommige vragen waar een schuldeiser tegenaan kan lopen, verstandig om bij een vordering op een debiteur in het buitenland begeleiding te krijgen van een jurist.
Heeft u een schuldenaar in het buitenland? Onze incassorecht juristen kunnen u helpen. Zij adviseren en begeleiden u graag bij het voeren van de juiste procedure en het innen van uw vordering. Neem gerust contact op.