Vandaag (20 april 2018) heeft de Hoge Raad de prejudiciële vragen van de rechtbank Midden-Nederland beantwoord. Bij tussenvonnis van 30 juni 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2017:3249) de Hoge Raad onder andere de vraag gesteld of artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”) in strijd is met richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (hierna: “de richtlijn”).
Bij arrest van 20 april 2018 (ECLI:NL:HR:2018:651) heeft de Hoge Raad deze vraag ontkennend beantwoord en overwogen dat artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW niet strijdig is met de richtlijn. De Hoge Raad overweegt daartoe dat op grond van de richtlijn iedere directe of indirecte discriminatie op basis van onder andere leeftijd verboden is. Van directe discriminatie is sprake indien iemand ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld op basis van in dit geval leeftijd. De richtlijn bevat daarnaast een uitzonderingsgrond voor het geval dat verschil in behandeling op basis van nationale wetgeving objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel.
Artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW bepaalt sinds de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (hierna: de Wwz) dat een werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding indien hij wordt ontslagen in verband met of na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. De Hoge Raad overweegt dat hiermee sprake is van directe discriminatie in de zin van de richtlijn. Het verschil in behandeling wordt echter gerechtvaardigd door een legitiem doel, aldus de Hoge Raad.
Uit de wetsgeschiedenis van de Wwz blijkt dat de transitievergoeding is bedoeld voor werknemers die zijn aangewezen op het verrichten van arbeid om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit blijkt uit het doel van de transitievergoeding om werknemers in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken, maar ook uit het doel om de werknemer een financiële compensatie te bieden voor het ontslag wegens het wegvallen van inkomsten. Dit strookt met de zorgplicht van werkgevers die zij hebben ten opzichte van werknemers die ontslagen worden. Deze zorgplicht strekt niet tot de gevallen als de werknemer wordt ontslagen wegens het behalen van zijn pensioengerechtigdeleeftijd, omdat de werknemer in dat geval in beginsel niet langer aangewezen is op het verrichten van arbeid om te voorzien in zijn inkomen.
Gelet op het voorgaande overweegt de Hoge Raad dat de uitsluiting als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW tot doel heeft te voorkomen dat personen die in beginsel niet langer zijn aangewezen op het verrichten van arbeid om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, toch recht hebben op een transitievergoeding. De regeling is bovendien geschikt om dit beoogde doel te bereiken. De regeling voorkomt immers dat deze categorie werknemers een transitievergoeding toekomt. Voorts gaat de uitsluiting niet verder dan noodzakelijk. De legitieme belangen van werknemers die bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst de AOW-leeftijd hebben bereikt, worden niet buitensporig aangetast doordat zij zijn uitgesloten van het recht op een transitievergoeding, aldus de Hoge Raad. De wetgever heeft dan ook gerechtvaardigd tot deze uitsluitingsregeling kunnen komen, zodat het verschil in behandeling wegens leeftijd in dit geval geen discriminatie oplevert in de zin van de richtlijn.
Voorts overweegt de Hoge Raad nog dat de wetgever met de invoering van de Wwz heeft beoogd het ontslagrecht eenvoudiger, sneller en minder kostbaar te maken. Met deze doelstelling en het gestandaardiseerde karakter van de transitievergoeding strookt het niet dat de werkgever of de rechter in individuele gevallen zou moeten toetsen of, in afwijking van de wettelijke regeling, toch een recht op een transitievergoeding bestaat indien de arbeidsovereenkomst eindigt wegens het bereiken van de AOW-leeftijd.
Uit het voorgaande volgt dat artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW niet in strijd is met de richtlijn, zodat de bepaling dat de transitievergoeding niet verschuldigd is indien het eindigen of het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst geschiedt in verband met of na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd niet discrimineert op basis van leeftijd. Bovendien is er geen ruimte voor een individuele toets.
AVC Advocaten, mw. mr. I. Roseboom
Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen over een arbeidsrechtelijke kwestie? Neem dan gerust contact met ons op, wij staan u graag te woord.