Bijzondere bedingen (boete-, proeftijd-, concurrentie- en relatiebeding)

Bijzondere bedingen (boete-, proeftijd-, concurrentie- en relatiebeding)

Naast de algemene bepalingen in een arbeidsovereenkomst kan de overeenkomst ook bijzondere bedingen bevatten. De wet kent drie bijzondere bedingen:

Deze drie bijzondere bedingen dienen allemaal schriftelijk te zijn overeengekomen tussen de werknemer en werkgever. Doet een werkgever of werknemer een beroep op een dergelijk beding, maar is dit niet schriftelijk in de arbeidsovereenkomst overeengekomen, dan wordt geacht dat het beding niet is overeengekomen.

Boetebeding

Op grond van artikel 7:650 van het Burgerlijk Wetboek kunnen werkgever en werknemer een boetebeding schriftelijk overeenkomen. Een boetebeding is slechts geldig indien de arbeidsovereenkomst de voorschriften bevat waarop een boete staat wanneer deze voorschriften uit de arbeidsovereenkomst worden overtreden. Een boete kan worden opgelegd bij overtreding van bepaalde voorschriften. Daarnaast kan een boete een aansporend karakter hebben om werknemers tot naleving van overeengekomen verplichtingen of voorschriften te bewegen. Een boetebeding kan ook zijn opgenomen in een cao.

In het boetebeding dient het bedrag van de boete per overtreding te zijn vermeld. Daarnaast geldt dat een opgelegde boete in beginsel niet ten goede mag komen aan de werkgever. De boete dient in een speciaal fonds te worden gestort dat ten goede komt aan een goed doel. Bovendien dient de boete gemaximaliseerd te zijn en mag de boete niet meer dan een half dagloon per week bedragen. Van het voorgaande kan worden afgeweken wanneer het loon van de werknemer meer bedraagt dan het wettelijk minimumloon per maand.

In jurisprudentie is uitgemaakt dat de bepalingen van artikel 7:650 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn wanneer in een concurrentiebeding een boete is opgenomen die de werknemer verschuldigd is bij overtreding van dit beding (ECLI:NL:HR:2003:AF2844).

Een werkgever kan op grond van artikel 7:651 van het Burgerlijk Wetboek niet zowel een boete innen als schadevergoeding eisen ten aanzien van dezelfde feiten. Een werkgever zal derhalve een keuze moeten maken of hij aanspraak maakt op de overeengekomen boete bij overtreding van het voorschrift in de arbeidsovereenkomst waarop de boete is gesteld of dat hij schadevergoeding zal vorderen van de werknemer wegens een toerekenbare niet-nakoming. Van deze bepaling kan niet worden afgeweken.

Proeftijdbeding

Werkgevers en werknemers kunnen in een schriftelijke arbeidsovereenkomst een proeftijd opnemen wanneer de overeenkomst wordt aangegaan voor langer dan zes maanden of voor onbepaalde tijd, zie artikel 7:652 van het Burgerlijk Wetboek. De overeengekomen proeftijd is voor beide partijen gelijk. In het geval van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van tenminste zeven maanden bedraagt de proeftijd maximaal één maand indien de overeenkomst voor korter dan twee jaar is aangegaan. Is de overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor twee jaar of langer aangegaan, dan mag de proeftijd maximaal twee maanden bedragen.

Indien een proeftijdbeding is opgenomen in de arbeidsovereenkomst, gelden gedurende de proeftijd de regels omtrent beëindiging en opzegging van de arbeidsovereenkomst niet. Gedurende de proeftijd kan de arbeidsovereenkomst door beide partijen worden opgezegd zonder dat de zogeheten opzeggingsverboden gelden. Daarnaast kan gedurende de proeftijd de arbeidsovereenkomst worden opgezegd zonder inachtneming van een opzegtermijn, aldus per direct.

Concurrentie- en relatiebeding

Het derde en tevens laatste door de wet benoemd bijzondere beding is het concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 van het Burgerlijk Wetboek. Een concurrentiebeding beperkt de werknemer in zijn bevoegdheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn op een wijze die hij zelf kiest. In beginsel betekent het voorgaande dat een werknemer niet gebonden is aan een concurrentiebeding tijdens het dienstverband, tenzij anders met de werkgever is overeengekomen, wat ook vaak het geval is.

Een concurrentiebeding is alleen geldig indien deze schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer en wanneer de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. In een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is een concurrentiebeding ingevolge artikel 7:653, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek slechts toegestaan indien bij  het concurrentiebeding een motivering is opgenomen waaruit de noodzakelijkheid van het beding blijkt vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen van de werkgever. Deze motivering dient bij het sluiten van de overeenkomst te worden gegeven. Het is niet mogelijk dat pas later het concurrentiebeding wordt gemotiveerd. Gedurende een tijdelijk dienstverband kan echter wel nog een concurrentiebeding met motivering worden overeengekomen indien daar ten tijde van het overeenkomen van het beding noodzaak voor is. Of sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen zal per geval verschillend zijn.

De rechter kan op vordering van de werknemer een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geheel vernietigen indien het concurrentiebeding niet noodzakelijk blijkt te zijn vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Daarnaast kan een concurrentiebeding in zowel een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als voor onbepaalde tijd door de rechter gedeeltelijk worden vernietigd indien de werknemer onredelijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever.

Een werkgever kan geen beroep doen op een concurrentiebeding indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst is te wijten aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. In dat geval staat het de werknemer vrij in dienst te treden bij wie hij maar wil.

Naast het concurrentiebeding kent de praktijk vaak ook een relatiebeding. Een relatiebeding is niet in de wet opgenomen als bijzonder beding, maar uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat aangenomen kan worden dat de regels omtrent een concurrentiebeding ook voor een relatiebeding gelden (ECLI:NL:HR:2017:364). Een relatiebeding verbiedt het een werknemer om na afloop van het dienstverband zaken te doen met relaties van de voormalig werkgever.

In de arbeidsovereenkomst is veelal een boete gekoppeld aan overtreding van het opgenomen concurrentie- en relatiebeding. Zoals hiervoor geschreven zijn de regels omtrent een boetebeding (artikel 7:650 en 7:651 van het Burgerlijk Wetboek) op deze boete niet van toepassing.

 

Hebt u vragen over een boete-, proeftijd-, concurrentie- en/of relatiebeding? Wij staan u graag te woord, neem contact met ons op!