Pandrecht op onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen mogelijk

Veel leveranciers hebben tegenwoordig in hun koopovereenkomsten een eigendomsvoorbehoud opgenomen om te voorkomen dat zij met lege handen komen te staan ingeval de koper niet de (volledige) koopprijs zal betalen. Door de goederen alvast te leveren kan de koper over de goederen beschikken. De eigendom gaat echter pas van de verkoper over op de koper als de koper de koopprijs volledig heeft betaald.

Een pandrecht op onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen?

Lange tijd heeft in de literatuur de vraag gespeeld of op de onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen een pandrecht kan worden gevestigd.[1] Deze vraag is vooral van belang in het geval de koper failliet wordt verklaard. Indien op de geleverde goederen een rechtsgeldig pandrecht tot stand is gekomen, komen (de opbrengsten van) de goederen immers toe aan de pandhouder. Indien geen geldig pandrecht tot stand is gekomen, zullen (de opbrengsten van) de goederen in de faillissementsboedel vallen.

Enerzijds wordt in de literatuur gesteld dat de koper van onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen pas een geldig pandrecht kan vestigen als hij onvoorwaardelijk eigenaar is geworden. Indien de koper in dit geval, voordat hij de koopprijs volledig heeft voldaan failliet gaat, is hij geen onvoorwaardelijk eigenaar geworden van de goederen. Een rechtsgeldig pandrecht kan dan ook volgens sommige niet meer tot stand komen, omdat de koper op grond van artikel 23 van de Faillissementswet door het faillissement zijn beschikkingsbevoegdheid verliest. Artikel 35 van de Faillissementswet bepaalt vervolgens dat, indien op de dag van faillietverklaring nog niet alle handelingen die voor de vestiging van een pandrecht nodig zijn, hebben plaatsgevonden het pandrecht niet meer gevestigd kan worden. Nu geen pandrecht tot stand is gekomen, valt het goed na betaling van de resterende koopprijs vervolgens in de faillissementsboedel.

Aan de andere kant wordt gesteld dat de koper bij levering van de goederen een voorwaardelijk eigendomsrecht verkrijgt. De koper is in dat geval meteen beschikkingsbevoegd om, onder de opschortende voorwaarde dat het eigendomsvoorbehoud komt te vervallen, een pandrecht te vestigen op het voorwaardelijk eigendom van de goederen. In dit geval vormt het faillissement van de koper geen probleem. Indien in faillissement de resterende koopprijs alsnog wordt betaald, wordt de gefailleerde koper onvoorwaardelijk eigenaar van de goederen en komt een onvoorwaardelijk pandrecht tot stand. Nu de koper in faillissement geen handelingen meer hoeft te verrichten, vallen (de opbrengsten van) de goederen niet in de faillissementsboedel, maar komen de opbrengsten toe aan de pandhouder.

De Hoge Raad heeft na lange tijd in zijn arrest van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1046, Reuser q.q./Rabobank) antwoord gegeven op de vraag welke van de twee bovengenoemde visies de juiste is.

Duidelijkheid met het Reuser q.q./Rabobank-arrest

In de zaak Reuser q.q./Rabobank werd Revadap (een paprikakwekerij) gefinancierd door de Rabobank. Ten gunste van de Rabobank werden pandrechten gevestigd op alle huidige en toekomstige inventaris en voorraden, inclusief op het voorwaardelijke eigendom van deze goederen. Revadap kocht een teeltsysteem dat geleverd werd onder eigendomsvoorbehoud. De koopprijs was nog niet volledig betaald toen Revadap failliet werd verklaard. De Rabobank heeft na de datum van het faillissement de resterende koopprijs van het teeltsysteem voldaan aan de verkoper.

Zowel de Rabobank als curator Reuser vonden dat zij aanspraak maakte op de overwaarde van het teeltsysteem. De Rabobank stelde zich daarbij op het standpunt dat het pandrecht onvoorwaardelijk is geworden door haar laatste betaling aan de verkoper. Revadap had als koper onder eigendomsvoorbehoud niet een toekomstige zaak gekregen, maar een eigendomsrecht onder opschortende voorwaarden waarop een rechtsgeldig pandrecht is gevestigd, aldus de Rabobank. De curator stelde daarentegen dat Revadap door het faillissement haar beschikkingsbevoegdheid heeft verloren en dat zij daardoor geen rechtsgeldig pandrecht ten gunste van de Rabobank kon vestigen. De rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag oordeelde in het voordeel van de curator.

De Rabobank ging in cassatie en werd alsnog door de Hoge Raad in het gelijk gesteld. De Hoge Raad overweegt dat de wetgever de overdracht onder eigendomsvoorbehoud heeft willen aanmerken als een overdracht onder opschortende voorwaarde. De levering van een goed is voltooid op het moment dat het goed in de macht van de koper is gebracht. De koper krijgt dan een eigendomsrecht onder opschortende voorwaarden. De koper verkrijgt vervolgens het volledige eigendomsrecht als de opschortende voorwaarden is vervuld, in dit geval door het voldoen van de (resterende) koopprijs.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de koper met een voorwaardelijk eigendomsrecht een geldig pandrecht kan vestigen. Wanneer de koper vóór zijn faillietverklaring de onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen bijvoorbeeld aan een bank verpand, ontstaat een onvoorwaardelijk pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht. Bij volledige betaling van de koopprijs groeit het pandrecht uit tot een pandrecht op het volledig eigendom, ook als de (resterende) koopprijs pas ná de faillietverklaring wordt betaald.

Gevolgen voor de praktijk

Het arrest van de Hoge Raad heeft de positie van pandhouders en financiers verder versterkt. De Hoge Raad erkent het eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde en oordeelt dat het mogelijk is om een onvoorwaardelijk pandrecht te vestigen op goederen geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Wanneer de financier na faillietverklaring van de pandgever de (resterende) koopprijs voldoet, komen de goederen definitief onder het pandrecht te vallen. Hierdoor is vast komen te staan dat de goederen in dat geval niet in de faillissementsboedel vallen, maar komen de opbrengsten toe aan de pandhouder. Hier tegenover staat wel dat met de versterkte positie van financiers de positie van de concurrente crediteuren is verslechterd. Zij zullen nog minder dan voorheen een uitkering uit de boedel ontvangen.

AVC Advocaten, mr. Ilse Roseboom.
Meer weten? Neem gerust contact op.

[1] Zie bijvoorbeeld: T.C.M. Kok, ‘Over de overdraagbaarheid van ‘voorwaardelijk eigendom’. Moet de Hoge Raad de huidige trend in de literatuur volgen?’, WPNR 2015/7072 en W.H.B.K. Nieuwesteeg, ‘Voorwaardelijk eigendom, de wens als vader van een gedachte?’, Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht 2015/4.